 |
 |
|
|
toren (cilinder)
 omschrijving opdracht
Het bouwen van een cilinder van 20 à 30 cm. hoog met een doorsnede van 10 tot 15 cm. Technische eis is zo recht mogelijk omhoog te bouwen. Van de cilinder wordt naar eigen inzicht een toren gemaakt (vanaf 20 cm. hoogte)
techniek en kleikeuze:
De toren werd opgebouwd uit rollen. Als klei gebruiken we K123, een fijne witte klei, uitstekend geschikt voor een eerste kennismaking met klei en voor het aanbrengen van structuur en kleur.
uitwerking en decoratie
Uit een aantal schetsen koos ik uiteindelijk voor een toren die aan de buitenkant hoger was dan in het midden, een uitdaging om dit met ringen op te bouwen vooral omdat de zachte klei de neiging heeft door te zakken. Door het dichtmaken over meerdere lessen te verspreiden kon ik inzakken voorkomen.
Toen de toren eenmaal af was begon ik met de decoratie. Ik koos ervoor de toren aan voor en achterkant (op dezelfde hoogte) te perforeren zodat hij enigszins op een uil leek. Dit heb ik benadrukt door de textuur dit ik op de toren aanbracht. Omdat de toren al te hard was om gebruik te maken van de schelpen en takjes die ik had uitgekozen voor de textuur heb ik structuur aangebracht door klei weg te halen; lijnen te trekken en te krassen in de klei. Daarna heb ik deze textuur geaccentueerd door het aanbrengen van rood en zwart slib.
drogen en stoken
De toren liet ik eerst drogen afgedekt met plastic (maar zo dat er wel lucht bij kon) omdat er geen fijne uitsteeksels aan de toren zaten volstond het het plastic er een week over te laten liggen. Daarna heeft de toren nog enige tijd zonder plastic staan drogen. Een werkstuk is klaar voor de stook als het koel aanvoelt. De toren werd gestookt op 1020° Celsius.
resultaat
Uit het resultaat na de stook bleek dat de oven niet hoog genoeg gestookt was. Hierdoor was het kleurverschil tussen de zwarte en de rode engobe minder duidelijk.
Verder leerde ik dat het erg belangrijk is het gladstrijken van het klei-oppervlak goed bij te houden. Dit gaat het makkelijkst als de klei al wel een beetje harder is geworden (want dan blijft de vorm beter behouden), maar toch nog betrekkelijk vochtig is, want dat voorkomt krassen en dan is het oppervlakte het beste strak en glad te krijgen. In het verleden wachtte ik vaak met het gladmaken van een oppervlak tot de vorm klaar was. Als de vorm dat al behoorlijk leerhard is, is het moeilijk dit mooi en strak te krijgen.
Daarnaast heb ik ook behoorlijk warme handen, waardoor de klei snel droogt. Van Lucia leerde ik altijd een vochtig doekje bij de hand te hebben. Door mijn handen nat te houden droogt de klei minder snel uit.
|
|
|
|
|